RUDOLF BULTMANN (1884-1976): filosoof of theoloog(?) **)

**) zie voetnoot aan het slot



Bultmann is een tijdgenoot van Karl Barth. Hij is geboren in Duitsland (Oldenburg). Het zal niemand verwonderen dat ook hij worstelde met de verworvenheden van de Verlichting en de ontwikkelingen binnen de wereld van het geloof. Ook aan hem gaan de tweede wereldoorlog en de gebeurtenissen die daaraan voorafgaan niet onopgemerkt voorbij: als overtuigd humanist en Christen is hij vanaf het begin lid van de 'Bekennende Kirche' en een fel bestrijder van het nazidom en het 'germaanse christendom' van de 'Duitse Christenen'.
In 1903 gaat Bultmann naar Tùbingen om er wijsbegeerte en theologie te studeren. Al spoedig verdiept hij zich meer en meer in de theologie, waarbij hij zich specialiseert in de wetenschappen van het NT (exegese en hermeneutiek); weinigen in zijn tijd waren zo goed ingevoerd in het Hellenisme en het vroege Christendom als hij; hij is naar alle waarschijnlijkheid ook de meest gelezen auteur over bijbel en bijbelinterpretatie van zijn generatie; maar de filosofie blijft in zijn denken op de achtergrond steeds een factor van betekenis.

Aanvankelijk wordt hij (evenals Barth) sterk beïnvloed door de liberale theologie; maar ook hij komt daarop terug door de gebeurtenissen tijdens de eerste wereldoorlog. De liberale theologie was geënt op de verworvenheden van de Verlichting. Wat die verworvenheden betreft: je zou kunnen zeggen dat het oude adagium, waarmee Protagoras ooit de wereld shockeerde - dat "de mens de maat is van alle dingen" - opnieuw de gemoederen in beweging had gebracht. Was die oude gedachte langzamerhand niet concrete werkelijkheid geworden? Was er voor God nog wel een plaats? Was de mens dan nu werkelijk autonoom en in staat om eigenmachtig over de werkelijkheid te beschikken? Of was dit schijn? Als het al zo was, dan was de uitkomst daarvan in ieder geval allesbehalve geruststellend! Je zou eerder zeggen dat de mens zijn vrijheid (en verantwoordelijkheid) niet aankon. Barth luidde als eerste de noodklok en probeerde uit alle macht de transcendentie te redden door die tot uitgangspunt te nemen van zijn zoeken naar de waarheid omtrent het menselijke bestaan. Bultmann zoekt het in een andere richting: hij neemt als uitgangspunt de vraag naar 'de ware mens', de vraag naar de existentie. Daarmee wordt al meteen duidelijk hoezeer hij ook filosofisch georiënteerd is.

EXISTENTIE
Het zijn met name denkbeelden van Heidegger (met wie Bultmann een tijd lang samenwoont) die grote invloed hebben gehad op zijn denken. En ook op zijn woordkeuze. Bij diens 'Daseinsanalyse' voelt Bultmann zich geheel thuis: de belangrijkste vragen van de filosofie hebben - zo vinden deze existentiefilosofen - niet betrekking op onze kennis van de werkelijkheid maar op de existentie zelf, op het er-zijn. Kan het feit dat er ùberhaupt iets bestaat wel worden verklaard? Wat is bestaan? Zijn we uitsluitend en volstrekt materiële objecten? Of hebben we ook iets niet-materiëels wat mogelijk zelfs belangrijker is dan ons lichaam? Zulke vragen waren het,waar dit zgn. 'humanistisch existentialisme' zich mee bezig hield. De vraag nu waar Bultmann mee worstelde was: wat valt er te zeggen over het bestaan, over het mens-zijn als zodanig, vanuit de bijbel, en dan met name, vanuit het NT? En hoe verhoudt zich dit tot het gedachtegoed van schrijvers zoals Nietzsche, Dostojewski en Kierkegaard? Jaren lang is Bultmann bezig met de vraag naar de mens gezien vanuit het evangelie.

GODS WOORD
Waar vind je dat? Hoe luidt dat? En hoe verkondig je dat? Dat waren voor Bultmann de kernvragen. Bij zijn zoektocht ziet hij de vraag naar de literaire vorm, waarin de schrijvers van het NT hun boodschap hebben verpakt, als de basis (Formgeschichte) voor zijn onderzoek. Want naar zijn overtuiging is het Christendom niet gebouwd op de historische Jezus, maar op de wijze waarop evangelisten en andere NT-ische auteurs de gestalte van Jezus hebben ingekleed. Wie terug wil naar de bron ontkomt er niet aan zich te verdiepen in de wijze waarop met name het kerygma van Jezus' dood en opstanding vorm heeft gekregen. Alleen langs die weg wordt het (wellicht) mogelijk om te achterhalen wat daaronder verborgen ligt. Terwijl Barth zich gestort heeft op Paulus, heeft Bultmann al zijn aandacht gericht op de het evangelie van Johannes. Wat hij daarmee beoogde was: de boodschap daarvan zo te interpreteren dat die ook in onze tijd opnieuw mensen wezenlijk zou kunnen raken (existentiale interpretatie).

ONTMYTHOLOGISEREN
Daarvoor is het, aldus Bultmann, nodig om die boodschap te ontdoen van de mythologische taal, te 'ontmythologiseren'. Maar wat is dat? Wat is een mythe? "Men zou kunnen zeggen dat de mythen aan de transcendente werkelijkheid een immanent wereldse objectiviteit geven" - aldus Bultmann. Wat niet in woorden gezegd kan worden wordt 'door een list' als het ware binnen onze horizon getrokken, zodat het alsnog mogelijk is over de onzienlijke dingen te spreken alsof die objectiveerbaar waren. Zo kan dus ook over God gesproken worden, waarbij iedereen natuurlijk tegelijkertijd heel goed weet dat dit een wijze is van zich behelpen, een verlegenheidsoplossing. Aan een voorbeeld wordt dit duidelijk: ook het scheppingsverhaal is een mythe; want we weten allemaal dat het zo niet gebeurd is. Maar juist door in mythische taal te spreken kan uitdrukking worden gegeven aan wat mens-zijn inhoudt: schepsel zijn; eindig zijn; onderworpen zijn aan verlangens; verheven zijn; dubbelhartig zijn; enz. Het hele NT (en ook het OT, maar daar heeft Bultmann eigenlijk niet zoveel boodschap aan; hij beschrijft dat als "Geschichte des Scheiterns") maakt met gebruikmaking van mythische beelden iets herkenbaar van de transcendente werkelijkheid. Niet al die mythische beelden werken voor ons verhelderend. Zo is het mythische wereldbeeld van de evangelist Johannes - waarin wordt verteld dat vanuit een andere wereld de zoon neerdaalt die hier een tijdlang leeft, sterft, wordt opgewekt en vervolgens weer opstijgt - voor ons moderne mensen zondermeer ongeloofwaardig geworden. Maar daarmee is nog niet gezegd dat uit deze verhalen niet een "Daseinsverständnis" te destilleren zou zijn die ook voor ons weldegelijk relevant kan zijn.

DUBBELE BENADERING
NT-ische teksten dien je dan ook op twee manieren benaderen: je kunt ze lezen, analyseren en in hun historische context plaatsen. Maar je kunt je ook voor hen openen en ze tot je laten spreken waarbij het er vooral om gaat dat je je afvraagt: voor welke vragen stellen ze mij, wat proberen ze mij duidelijk te maken en wat zeggen ze mij over mijn bestaan? Deze wijze van benaderen noemt Bultmann 'geschichtlich': we worden daarbij geconfronteerd met een 'Daseinsverständnis' die van ons om een antwoord vraagt. De beide methoden staan volgens Bultmann niet los van elkaar, ze hebben elkaar nodig.


VORVERSTäNDNIS
Om een tekst te kunnen begrijpen moet er een zekere verwantschap bestaan tussen de lezer en de schrijver (Vorverständnis): je moet enig idee hebben waar de tekst over gaat. Daarin schuilt natuurlijk meteen al een moeilijkheid: hoe komt een mens aan die voorkennis? Berust die op openbaring? Op genade? Op intuïtie? Voor Bultmann is ook 'openbaring' een begrip dat thuis hoort in een mythische wijze van spreken. De 'Vorverständnis' berust uiteindelijk op ons mens-zijn: "Jeder satz ùber Gott ist zugleich ein Satz ùber den Menschen und umgekehrt". De "Vorverständnis" is begrepen in de vraag naar het bestaan en is te vinden daar waar een mens probeert om vanuit zijn eigen ervaring zijn existentie te doorgronden. Dat impliceert een zekere gerichtheid en een bereidheid om te zoeken naar het verborgene, het levensgeheim waar ook het woord God naar verwijst. De vraag naar God is, volgens Bultmann, dan ook vrijwel identiek en in elk geval onlosmakelijk verbonden met de vraag naar het eigen bestaan (de eigen bestaansgrond). Hierin blijkt hoezeer de filosoof Bultmann en de gelovige Bultmann met elkaar verweven zijn: "De existentiefilosofie betrekt de relatie tussen God en mens niet in haar analyse; dat betekent impliciet de erkenning dat ik niet over God kan spreken als over mijn God, wanneer ik in mijzelf schouw. Mijn persoonlijke relatie tot God kan slechts vanuit God gerealiseerd worden door de handelende God die mij in Zijn Woord ontmoet". Verondersteld is dus dat we de openheid van geest hebben om dit handelen van God, die mij in Zijn Woord ontmoet, gewaar te worden.

TEKSTINTERPRETATIE
Wie zou willen weten hoe Bultmann te werk gaat bij het duiden van teksten en waar dit zoal toe leidt zou zijn commentaar op het evangelie van Johannes moeten lezen. Het eerste wat dan opvalt is dat hij de tekst minutieus onderzoekt en probeert aan de hand daarvan verscheidene bronnen te onderscheiden waarvan de schrijver(s) gebruik heeft(hebben) gemaakt en invloeden; zo probeert hij de wording van het evangelie te reconstrueren en dus ook de onderscheidene elementen te duiden. Lang niet al zijn ideeën en conclusies zijn overigens door vakgenoten overgenomen; zo is er naderhand bijvoorbeeld nogal wat kritiek gekomen op zijn veronderstelling dat de 'ik ben'-uitspraken van Jezus (Ik ben de weg, de waarheid, het leven; Ik ben de goede herder; Ik ben de deur van de schaapskooi; etc.)terug zouden gaan op een joods-gnostieke bron. Maar hoe dat ook zij: het feit dat niet al zijnconclusies door anderen worden gedeeld neemt niet weg dat zijn benadering en methode van bijbelonderzoek school heeft gemaakt. Voor ons is natuurlijk de belangrijkste vraag wat dit heeft opgeleverd.

VERDIENSTEN
Eén van de inzichten, waar Bultmann sterk toe heeft bijgedragen, is dat de inhoud van de verschillende bijbelboeken aanzienlijke verschillen vertoont gelet op de overtuiging van waaruit die boeken zijn geschreven. Men was men altijd geneigd om de evangeliën naast elkaar te leggen, hen met elkaar te vergelijken en eventuele tegenspraken of leemtes te zien als het gevolg van tekstbeschadigingen. Men achtte tegenspraken onmogelijk. Deze wijze van omgaan met de evangeliën staat bekend als 'harmoniserend bijbellezen'. Bultmann heeft aangetoond dat dit het eigene van de verschillende evangeliën ontkent. Een belangrijke conclusie van Bultmann is verder dat in het evangelie de nadruk ligt op het leven, lijden en sterven (de existentie) van Jezus; dit in tegenstelling met de oude geloofsbelijdenissen, waarin vooral benadrukt wordt dat kruis en opstandig het hart vormen van het verlossingswerk van de Heer. De verschijningen van Jezus na zijn dood doet Bultmann af als betrekkelijk oninteressant en min of meer overbodige tekenen. Aldus benadrukt hij dat het verlossingswerk van Jezus dus vooral gezocht moet worden in zijn aardse leven (existentie) en het kerugmatische gehalte daarvan. Wat Bultmann concludeert is vervolgens dat waarlijk mens-zijn in wezen onmogelijk is zonder te geloven: bewust 'bestaan', 'existeren' is onlosmakelijk verbonden met 'geloven' - niet 'geloven in', maar 'geloven' als een bewuste manier van in het leven staan. Dat Jezus ook een 'steen des aanstoots' is wordt volgens Bultmann opgeroepen door het feit dat Jezus - een mens zoals alle andere mensen - pretendeert door God gezonden te zijn: "Dass in Jesus Gott selbst begegnet, und zwar gerade als Jesus in einem Menschen, an dem nichts Ausserordentliches wahrnehmbar ist als seine kùhne Behauptung, das in ihn Gott begegne - darin liegt die Paradoxie des Offenbarungsgedankens, die erst Johannes ins Auge gefasst hat", aldus Bultmann (Cf. Johannes 1:14). In de gestalte van Jezus komt, althans volgens Bultmann, God als het ware binnen onze gezichtseinder, al is dat dan ook bemiddeld door een mythisch spreken. Jezus' wederkeer bij de zijnen stelt Johannes gelijk aan de komst van de beloofde Helper, de Geest. Samenvattend zou je dan ook kunnen stellen dat Bultmann de vraag naar het wezen van de mens beantwoordt in die zin dat de mens, die zich van zijn eigen wezen bewust wordt, leeft uit God.

KRITISCHE KANTTEKENINGEN
- er zijn nogal wat onderzoekers die betwijfelen of Jezus wel van zichzelf heeft beweerd dat men in hem God ontmoet; velen houden het erop dat dit een getuigenis achteraf is.
- Bultmann focust wel heel sterk op het individu en op de bestaanservaring als zodanig; de implicatie daarvan is dat 'God' in wezen staat voor een bepaalde gebeurtenis die mensen in hun leven beroert(cf. Klaas Hendrikse, die spreekt over 'God gebeurt'); en dat 'geloven' vooral verwijst naar het effect dat die gebeurtenis in hun leven teweeg brengt: eenveranderde grondhouding, een andere bestaanservaring. Voor veel gelovigen was (en is) dit moeilijk te verdragen. "Wat blijft er dan nog van het geloof over?", zo luidt een veelgehoorde klacht. En: "Het Godsbegrip wordt zo wel erg uitgehold!" Om nog maar te zwijgen van de 'christologie': die is voor Bultmann niet zozeer iets wat verkondigd kan worden als wel een oproep om te komen tot een nieuw zelfverstaan. "Is dat dan bevrijdend? Verlossend?"
- Met de sterke focus op het individu en op het Johannesevangelie wordt ook de betekenis van de heilsgeschiedenis in belangrijke mate veronachtzaamd; het is dan misschien ook niet zo verwonderlijk dat Bultmann weinig aandacht heeft voor het Oude Testament. Berkhof merkt in zijn boek "Christelijk Geloof" op dat "de verwaarlozing van het OT als Vorverständnis van Jezus" de achilleshiel vormt van de school van Bultmann.
- Men heeft er ook op gewezen dat de wijze waarop Bultmann de betekenis van de verschijningsverhalen beoordeelt maar moeilijk valt te rijmen met de opsomming die Paulus geeft van de verschijningen en met name ook met de impact, die het verschijnen van Jezus aan Paulus zelf op diens leven heeft gehad.
- Binnen de school van Bultmann is naderhand (in de jaren '60) een enorme discussie losgebrand met als inzet de vraag wat het uitgangspunt zou moeten zijn: de 'kerugmatische Christus' (volgens Bultmann) of de 'historische Christus' (volgens een aantal van zijn leerlingen). Hierdoor kwam opnieuw intensief onderzoek naar de historische Jezus op gang, inclusief een onderzoek naar de betekenis van de opstanding (en al wat daarop volgt!); in de ogen van velen vormde de dood van Jezus in het NT zelf de aangewezen overgang van het historische naar het kerugmatische Jezusbeeld.
- wat Bultmann met Barth gemeen heeft is de afwijzing van de liberale theologie (de theologie 'van onderop'); voor het overige heeft Barth de opvattingen van Bultmann overwegend bestreden; dat gold met name de verschraling van de inhoud van de Godsvoorstelling (Wat kan er gezegd worden over Gods wil? En over gebed?) en de betekenis van de heilsgeschiedenis.








**) Bij het samenstellen van deze pagina is ondermeer gebruik gemaakt van:
'Denkers en religie', H. Achterhuis e.a., Veen 2010.
'Toptheologen', J.B.M. Wissink e.a., Lannoo 2006.

Terug naar het begin van deze pagina


Meer weten over deze website? Ga naar de TITELPAGINA of naar de <"http://koinonia.kerkwinkel.eu/sitemap.htm">SITEMAP.

Reactie? Zend een E-mail

© Kerkwinkel Koinonia, 2012.

Untitled