Gedachten Online

"Jezus zei: laat hij die zoekt niet ophouden
met zoeken totdat hij vindt; en als hij vindt
zal hij verontrust worden; en als hij veront-
rust is zal hij zich verwonderen en zal hij
over het Al heersen.
                    (Thomasevangelie:2)

Zijn dit woorden van Jezus? Of woorden, die gedachten weerspiegelen uit een christelijke gemeente die we niet meer kennen? Woorden die veel later aan Jezus zijn toegeschreven om er zo meer gezag aan toe te kennen? We weten het niet. En misschien is dat ook wel niet zo belangrijk. Veel belangrijker is de vraag, of we deze woorden tot de onze kunnen maken, tot woorden "waar we in zouden kunnen wonen".

Het gaat over zoekende mensen: het is niet zo moeilijk om je daarin te herkennen. Ik denk dat we allemaal op de een of andere manier op zoek zijn. De een naar erkenning, de ander naar het antwoord op de vraag hoe het leven geleefd moet worden. En nog weer een ander is misschien op zoek naar evenwicht, harmonie, of zekerheid. Zo hebben velen van ons een zekere gerichtheid.
De woorden sporen ons aan om door te gaan met ons streven, en om niet op te geven; ook als datgene waar we naar zoeken zich niet zo gemakkelijk laat vinden. Ook daar kunnen we ons wel iets bij denken.

Maar dan: wat mag het zinnetje daarna betekenen: wie vindt zal onrustig worden. Je zou eerder verwachten, dat wie niet vindt verontrust wordt. Bij toeval kenden we deze spreuk al lang, voordat in 1945 de versie van het Thomasevangelie werd gevonden in Nag Hammadi. Dezelfde spreuk wordt namelijk geciteerd door een zekere Clemens uit Alexandrië (een theoloog die leefde van 150 - 215 n. Chr.). In zijn versie luidt het "Wie vindt die zal verbaasd staan". Zo lijkt de spreuk te passen bij een aantal spreuken van Jezus, die in de bijbel voorkomen:
- bidt, en u zal gegeven worden
- klopt en u zal opengedaan worden
- wie zoekt zal vinden
- want ieder die bidt ontvangt.
Het lijkt bij zulke uitspraken steeds te gaan om wegen die leiden naar God. De latere kerkvader Augustinus varieert op deze uitspraken, wanneer hij zegt: wie zoekt zal gevonden worden! Klaarblijkelijk weet Augustinus dat er zoiets is als een antwoord. Bidden is niet praten in het luchtledige; wie op zoek gaat zal - tot zijn verbazing - merken dat je niet met lege handen blijft. Hebben we daar ervaring mee? Kunnen we dit beamen? En als dat zo is: durven we ook uit deze belofte te leven?
Wie daaruit durft te leven, kan de hele wereld aan: die gedachte klinkt door in de laatste regel van het citaat.

Naar de volgende pagina

Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2003.