DENKKADERS KUNNEN STORING VEROORZAKEN

SOLLICITEREN EN BEROEPEN WORDEN

Er zijn zinnen en korte uitspraken, die een mens zijn hele leven met zich meedraagt. Voor sommige mensen zijn dat bijbelteksten: "Verheugt u in de Heer te allen tijde". Voor anderen zijn het dichtregels: "Hier loopt het ik, het loopt zichzelf te vinden". Voor mij is het een wijze raad: "Storingen hebben voorrang".

Je bent net met iemand in een goed gesprek verwikkeld, wanneer stratenmakers beginnen met hun stampmachines. Je moet je concentreren op een aanstaande begrafenisdienst, wanneer er onverwacht bezoek op de stoep staat. Je bent verwikkeld in een goed gesprek, maar je merkt op enig moment, dat de ander er zijn aandacht niet bij kan houden. Moet je dergelijke storingen negeren? Onverstoord verder gaan?
Vervelend om gestoord te worden: net als voor een kind wanneer het uit zijn spel wordt weggeroepen. Er ontstaat dan doorgaans een spontane irritatie: "hè, ik was nou net zo lekker bezig!"

Het advies "storingen hebben voorrang" kan ons behoeden voor spijt achteraf: want wie niet in staat is om zich te laten onderbreken, moet dat achteraf vaak duur betalen. Dan komt de verzuchting: had ik toen maar even kalmer aan gedaan. Had ik toen maar wat meer geduld gehad. Had ik destijds maar even de tijd genomen, om me een en ander te laten uitleggen....; maar ik heb ervoor gekozen om onverstoorbaar mijn weg te vervolgen. Jammer!

Onlangs kwam mij een "sollicitatiebrief" onder ogen, met daarin een in het oog lopend, wat storend zinnetje: "ik wil graag een 'lonkend' gebaar maken (...) naar jullie gemeente; als er al sprake zou zijn van 'solliciteren' dan graag wederzijds." Dit zinnetje is onthullend! Er spreekt iets uit van weerstand tegen het woordgebruik. Het gaat om het woord 'solliciteren': is de denkwereld, die in dit woord besloten ligt, wel te rijmen met de wijze waarop je binnen een kerkelijke gemeenschap met elkaar zou willen omgaan?

Het woord solliciteren roept bij de schrijver van de brief negatieve gevoelens op: "ik moet nu klaarblijkelijk mijn best doen om uitgekozen te worden". Zoals vroeger in de klas: je deed je armen over elkaar en ging "mooi zitten" als je de beurt wilde hebben. Het is een term die herinneringen oproept aan een situatie van ongelijke machtsverhoudingen, aan afhankelijkheid van de welwillendheid van de ander. Is dat een goed uitgangspunt, als je met elkaar wilt onderzoeken wat je samen voor de betreffende gemeente in de toekomst kunt betekenen?

Goed, binnen arbeidsverhoudingen wordt er doorgaans gedacht vanuit het markt-concept: men spreekt over "de arbeidsmarkt". Er is sprake van vraag en aanbod. Er is sprake van werkgevers en werknemers. De werkgevers zijn doorgaans de baas. Dat kan wel eens veranderen in tijden van schaarste. Zo is dat op de markt: de koopman hoeft niet te zeggen, dat hij zijn waar voor een prikje heeft ingekocht, en de koper hoeft zich niet in zijn portemonnaie te laten kijken. Er is daar geen open communicatie: dat weet iedereen.

Maar denk eens na: is dat de manier waarop we met elkaar binnen de kerk willen omgaan? Past dit markt-denken binnen een gemeenschap, waarin beleden wordt dat men met elkaar voor hetzelfde staat? Zou daar niet sprake moeten zijn van open communicatie, waarbij je voor elkaar niets te verbergen hebt? Waarbij je geen koopman hoeft te spelen en "slimmigheidjes" hoeft te bedenken? Juist binnen binnen het kerkelijk verband zou misschien een begin gemaakt kunnen worden met het ontwikkelen van omgangsvormen, waarin het communicatieve handelen centraal staat. Waarin gezamenlijke doelen hoger wordt aangeslagen dan 'welbegrepen eigenbelang'. Op die manier zou recht worden gedaan waar het binnen de kerk om begonnen is: zaken zoals gerechtigheid, solidariteit, bevrijding van mensen, emancipatie. Gevreesd moet worden dat je in deze goede bedoelingen niet ver komt, wanneer de communicatie niet open is, en wanneer we blijven steken in denksystemen die gerelateerd zijn aan management.

"Solliciteren" - als we dat woord dan toch nog maar even moeten gebruiken - dat doe je bij elkaar, vindt de briefschrijver. Zo is het maar net: tenminste binnen een geloofsgemeenschap! "Solliciteren" zou, in termen ontleend aan een ander taalveld, ook kunnen worden beschreven als: lonken naar elkaar, snuffelen aan elkaar, stoeien met elkaar, en dromen over een gezamenlijke toekomst, en ervaren wat je in dit spel met en aan elkaar beleeft. Om na verloop van tijd samen conclusies te trekken en tot een besluit te komen: gaan we met elkaar in zee? Of laten we het hierbij?

Denkkaders kunnen danige storingen veroorzaken: want voor je het weet wordt zo'n "non-conformistische" sollicitatiebrief terzijde gelegd. De argumenten daarvoor liggen voor het oprapen: "Dit is wel zo'n irritante brief: solliciteert ze nou of niet?!"; "Dit staat zover van ons af: daar moeten we niet aan beginnen"; enz.

Misschien storen onze denkkaders ons wel méér en vaker dan we vermoeden: het kerkelijk erf is doortrokken van termen uit het bedrijfsleven. "We moeten meer aan de weg timmeren". "We moeten zakelijker zijn". "Hoe bereiken we de jeugd?" "Moeten we niet een strategie uitstippelen om de kerkelijk dak- en thuislozen binnen te halen?". "Wat is ons beleid voor de toekomst om te overleven?" Sterker nog: in de afgelopen jaren wordt steeds vaker gehoord, dat de kerk niet zakelijk genoeg is. De vraag bij dit alles is: hoe komt het toch dat onze taal zo doortrokken is van dit systeemdenken van managers? Waarom spreken we niet een andere taal? Misschien leren we uiteindelijk dan ook wel om de dingen in een ander licht te zien.

Storingen: ga er niet aan voorbij; je kunt er je voordeel mee doen!

Naar de volgende pagina

Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail


© "KERKWINKEL KOINONIA"