PROBLEMEN MET EEN GESPREK ?

Dit stuk is bedoeld voor mensen die een kater hebben overgehouden aan een gesprek, dat ze hebben gehad. Het lijkt vaak zo eenvoudig om met iemand een gesprek te voeren, maar voor je het weet loopt er iets mis en blijf je zitten met een vervelend gevoel. Wat ging er mis? Wie op zoek wil gaan naar de oorzaken van zo'n vervelende ervaring, vindt in de volgende tekst wellicht aanknopingspunten voor het trekken van (leerzame) conclusies achteraf.

ELEMENTEN

Gesprekken kunnen heel sterk van elkaar verschillen. Niet toevallig maakt men wel onderscheid tussen vraaggesprekken, twistgesprekken, probleemoplossende gesprekken, leergesprekken, functioneringsgesprekken enz. Toch zijn er ook een aantal aspecten, die aan elk gesprek eigen zijn, zoals:

Het is wat kunstmatig om deze verschillende elementen uiteen te rafelen: een gesprek vormt een eenheid. Als er ergens iets mis gaat, dan gaat meestal alles mis. Als de sfeer niet goed is, laat de effectiviteit te wensen over. Als een gesprek al te toevallig verloopt, is de kans groot dat niet meer duidelijk is wat nu hoofd- en wat bijzaak is. Het uiteenleggen van de elementen kan wel helpen om duidelijk te krijgen waarom uiteindelijk 'alles misging'.

WAT GEBEURT ER PRECIES WANNEER MENSEN COMMUNICEREN?

Als mensen communiceren, dan wisselen ze boodschappen uit; je kunt daarbij altijd minstens drie zaken onder de loupe nemen:


STORINGEN
Mensen, die met elkaar in gesprek zijn reageren op elkaar, maar daarmee is niet alles gezegd. Mensen reageren ook op omstandigheden en omgevingsfactoren: de plek, de tijdsdruk, de sfeer, dingen die tevoren zijn gebeurd, enz. hebben doorgaans ongemerkt ook invloed op het verloop van het proces.
Communicatie is namelijk een doorlopend proces, waarin we feitelijk de hele dag betrokken zijn: of we dat nu willen of niet. Heel ons gedrag - ons denken, ons voelen en ons handelen - wordt mede beïnvloed door signalen, die uit de buitenwereld op ons afkomen. Een gesprek, waarin we betrokken raken, is daarvan maar een onderdeel: hoe dat verloopt wordt vaak mee bepaald door wat er aan het gesprek vooraf ging en door wat we "verder ook nog moeten doen". Soms kiezen we ervoor om de ander duidelijk te laten weten hoe we het gesprek ingaan, "of ons hoofd er wel naar staat", "of we er tijd voor hebben", enz. maar vaak doen we dat ook niet. En dat wreekt zich soms doordat omdat deze storingen meer kwaad hebben aangericht dan we hadden gehoopt. De vuistregel is: storingen gaan voor; als er iets is wat je dwars zit, ruim dat dan eerst uit de weg.

TAAL

Mensen hebben verschillende mogelijkheden om boodschappen over te brengen op anderen: dit kan met woorden, maar ook zonder woorden (non-verbaal). Wat er gezegd wordt is belangrijk; Toch is de wijze waarop dingen worden gezegd minstens zo belangrijk.

Men maakt, omwille van de duidelijkheid, wel onderscheid tussen 'communicatie' en meta-communicatie': met de 'meta-communicatie' wordt het proces op de achtergrond bedoeld, dat zich afspeelt op het vlak van de bedoeld met de lichaamstaal: gebaren, gelaatsuitdrukking, toonhoogte, spreektempo, enz. Communicatieproblemen ontstaan soms, wanneer datgene wat gezegd wordt op gespannen voet staat met de wijze waarop het gebracht wordt. ("Je zegt nu wel dat je daar niet mee zit, maar ik heb toch de indruk dat het je danig heeft geraakt.".) Voor een goede communicatie is het dus van groot belang om op die non-verbale signalen (de zaken die anders dan met woorden worden gezegd) te letten. Vuistregel is: als je iets vermoedt, of als je onzeker bent over wat iemand bedoelt, vraag dan hoe het zit.

WOORDGEBRUIK

Alle dingen om ons heen hebben een 'naam': voorwerpen, verschijnselen, gebeurtenissen, gevoelens - we hebben er allemaal woorden voor, hoewel: je hoort mensen ook wel eens zeggen dat ze sprakeloos zijn of dat ze de goede woorden niet kunnen vinden.
Veel misverstanden ontstaan door het feit, dat woorden voor verschillende mensen een heel verschillende betekenis kunnen hebben. Zo kan het woord 'sneeuw' door een automobilist in verband gebracht worden met gladheid en gevaar, terwijl hetzelfde woordt voor een kind herinneringen oproept aan sneeuwpret. Woorden hebben voor verschillende mensen verschillende betekenissen: dit hangt samen met het feit dat mensen in hun leven de "werkelijkheid" op een heel verschillende manier hebben ervaren. Men spreekt in dit verband van 'het referentiekader'.

Alles wat we met onze zintuigen opvangen dient te worden 'her-kend': dat wil zeggen dat onze hersenen koortsachtig zoeken naar gelijksoortige vroegere waarnemingen. Dingen die we nog niet eerder hebben meegemaakt kunnen we niet herkennen en daarom ook niet 'begrijpen': en de kans is niet gering, dat we daar dan dus ook geen woorden voor hebben. Dingen die we niet herkennen zien we dan ook vaak over het hoofd: ze vallen ons niet op. En als ze ons wel opvallen, is de kans groot dat we ze verkeerd interpreteren: omdat we ze voor het gemak gelijkstellen aan iets wat we al wel eens hebben ervaren.
Om goed met elkaar te kunnen communiceren is het een eerste vereiste dat je je inleeft in de ander, en dat je bedacht bent op de mogelijkheid dat het referentiekader van de ander verschilt van dat van jou. ("Maar je zeit toch ....? Jawel, maar ik bedoel het anders!") Wat iemand zegt, en wat iemand bedoelt valt niet altijd samen: dat komt deels voor uit onvermogen (onvoldoende uitdrukkingsvaardigheid), en deels omdat elk mens praat vanuit zijn eigen "achtergrond". Vuistregel: denk niet al te snel dat je de ander al begrijpt, en leg de ander even voor wat je hebt begrepen.

RELATIE

Uit de wijze waarop iemand je aanspreekt valt vaak af te leiden hoe iemand zelf aangesproken wil worden: mensen die vertrouwd zijn met elkaar benaderen elkaar anders dan mensen die vreemd zijn voor elkaar; kinderen gaan met hun vrienden anders om dan met hun ouders; leidinggevendenen willen doorgaans benaderd worden op een wijze waaruit blijkt dat men de verhoudingen niet uit het oog verliest; en ook collega's stellen het vaak op prijs wanneer de omgang niet al te amicaal wordt.
Soms ontspoort een gesprek, doordat deze verhoudingen worden verstoord: door de toon die een van beiden aanslaat. ("Dit accepteer ik niet!"). Dit niet-accepteren wordt maar zelden met zoveel woorden uitgesproken. Je hoort nu eenmaal te weten, hoe je je dient te gedragen in relatie tot de ander. Het is als met een pincode: wanneer je niet op de juiste knoppen drukt werkt het ding niet.

Vuistregel: een relatiegesprek is soms de enige mogelijkheid om helder te krijgen, hoe je je tot de ander verhoudt, en hoe die ander jou ziet.

ANDERE STORINGEN

Een veelvoorkomende oorzaak van storingen in de communicatie zijn vooroordelen bij degene die luistert: wie verwacht dat de ander op een bepaalde wijze zal reageren, herkent vaak al snel dat dit dan ook inderdaad zo is ("Je kunt maar slecht tegen kritiek? Waarom reageer je daar toch zo beledigd op?") Wie kritiek op een ander verwoordt verwacht doorgaans dat de ander die kritiek wel niet in dank zal afnemen. Omdat je dat verwacht "herken" je vaak al snel signalen, die erop wijzen dat je het bij het rechte eind had. Toch moet je daar voorzichtig mee zijn: mensen zien vaak wat ze verwachten te zullen zien. Vuistregel: het is niet onverstandig om regelmatig na te vragen: "Als ik je dit zo zeg: wat denk je dan? Wat doet dat je?"
Onze 'openheid' om goed naar de ander te luisteren kan ook bedreigd worden door de woordenstroom, die de ander over ons wordt uitgestort. Ons opname vermogen is beperkt, en wie wordt overvraagd verliest de concentratie of dreigt ontstemd te reageren. Vuistregel: probeer zelf kort helder en duidelijk te zijn. En laat nu en dan eens een stilte ontstaan: die geeft jou en de ander de gelegenheid om nog eens even na te denken over de vraag waar je mee bezig bent.

HET GOEDE GESPREK

Het voeren van een goed gesprek is een kunst, een vorm van samenwerking; voor een goed gesprek hebben gesprekspartners elkaar nodig: de een kan niet zonder 'de gebruiksaanwijzing' van de ander, en alleen de ander weet hoe die is. Het doel, het onderwerp, het tempo, de duur, de sfeer, de toon, kortom alles bepaal je met elkaar en voortdurend heb je als het ware elkaars instemming en welwillendheid nodig. Wie probeert om de ander iets op te dringen, zal doorgaans al gauw merken dat die ander (innerlijk) weerstanden voelt en ertoe neigt om af te haken.

Naar de volgende pagina

Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail


© "KERKWINKEL KOINONIA" Last updated 7.6.2006