Transfiguratie

De lezingen:
2 Corinthe 4:16-18
Mattheus 17: 1-13

PREEK

De periode van het kerkelijk jaar, vooraf aan Pasen, is van oudsher de tijd waarin jonge mensen werden voorbereid op het doen van belijdenis. Dat hield in dat je samen met anderen praatte en nadacht over de vraag naar de fundamenten van je bestaan, naar de bronnen van hoop en inspiratie, en over je levensopdracht. Ik herinner me zelf, dat wij destijds als voorbereiding op de grote dag gesprekken voerden met volwassenen over hun geloof en hun geloofsbeleving. Waar zou dat nog gebeuren? Dat jonge mensen vragen naar de geloofservaringen van de ouderen, en dat de ouderen van hun kant er eens voor gaan zitten, om hun spirituele wordingsgeschiedenis te verwoorden?

In deze periode van het kerkelijk jaar worden we daar weer aan herinnerd; we worden als het ware opnieuw uitgenodigd om 'leerling' te worden, in gedachten achter Jezus aan te gaan, ons te verdiepen in vragen rond het geheim van Jezus' leven en sterven, en zo opnieuw na te denken over de vraag wat nu eigenlijk richting geeft/heeft gegeven aan ons leven.

De gesprekken over deze toch zo basale zaken lijken in onze tijd te verstommen. Vooral voor de ouderen onder ons, is het dikwijls niet gemakkelijk om te verdragen dat het mysterie en de mythe - als gevolg van het inmiddels zo veranderde gerationaliseerde mens- en wereldbeeld - niet meer vanzelfsprekend een plaats krijgt in de gesprekken over levenskunst. Voor veel ouderen geldt dan ook dat zij vereenzamen, onder andere door het feit dat er steeds minder gesprekspartners te vinden zijn als het gaat om het geloof en geloofsbeleving. Maar gelukkig zijn er nog wel bijeenkomsten zoals deze hier vanochtend, waarin we dan toch in elk geval onze gedachten kunnen ordenen aan de hand van dat verhaal over de 'transfiguratie' van Jezus: het geheimzinnige verhaal over de verandering van de gestalte van Jezus.

====
Waar gaat het om in dit verhaal? Waar zouden we over moeten nadenken, nu we dit verhaal willen overwegen?
- Over de werkelijkheidsvraag? De vraag dus, wat nu precies onze werkelijkheid is, het podium waarop ons leven zich afspeelt? Valt de werkelijkheid samen met wat we waarnemen met onze zintuigen, zoals natuurwetenschappers ons willen doen geloven? Of is er meer, en is de werkelijkheid groter en ruimer? Zijn er hoogte- en dieptedimensies die veel verder reiken dat al wat we zien en horen? Moet het daar vanochtend over gaan?
- Of zou het moeten gaan over openbaring: zoals lijkt te worden gesuggereerd met de mededeling dat Jezus met zijn meest intieme leerlingen de berg opging, een aanduiding die in talrijke bijbelverhalen dient om de plaats aan te duiden waar hemel en aarde elkaar raken. Klaarblijkelijk is het zo, dat openbaring niet zomaar gebeurt: een mens moet wel op weg gaan.
- Moet het daar misschien over gaan? Over dat "op weg gaan"? Over bidden? Die zoekende beweging naar licht en helderheid in de vaak schemerige en stoffige kelders van ons bestaan? Die noodzakelijke inspanning, nodig om zicht te krijgen onze positie?
- Misschien geeft het verhaal ook wel aanleiding om na te denken over 'top-ervaringen': je hoort dat wel eens over mensen die in hun leven, door zo'n piek-ervaring, pas helderheid krijgen omtrent de patronen en structuren in hun leven; en die het als een genade ervaren dat zo, onverwacht, ineens alles op zijn plaats valt, alsof "de hand van God" richting geeft aan het leven. Doorgaans worden zulke piek-ervaringen religieus geduid en beleefd als kostbaar, omdat omdat ze zoveel helderheid brengen.

Het verhaal over de transfiguratie kan, zoals u ziet, aanleiding geven tot heel uiteenlopende bespiegelingen. In mijn ogen gaat het in het verhaal echter vóór alles om nog iets anders: om de helderheid, die soms kan ontstaan wanneer mensen die ons dierbaar waren, zijn overleden. Vaak raken we pas achteraf doordrongen van wat zij voor ons betekenden; van wie zij, los van alle franje, nu eigenlijk waren.
===
Dat geldt immers ook voor onszelf? Tijdens ons leven en zolang we er zijn is het vaak moeilijk om de vraag te beantwoorden wat de betekenis is van ons bestaan. We worstelen met de vraag wat de zin is van ons leven, en beseffen daarbij vaak onvoldoende dat het de anderen zijn, die deze vraag moeten beantwoorden. In het leven van ieder mens ligt een boodschap besloten: maar, waaruit die boodschap bestaat en wat de essentie daarvan is, wordt doorgaans pas duidelijk als we er niet meer zijn. Het is net als bij het ontwikkelen van een foto; het beeld wordt pas zichtbaar in het bad van de ontwikkelaar: zo wordt ook de betekenis van een mensenleven vaak pas zichtbaar, wanneer al de verhullende windsels zijn verwijderd.

Het verhaal over de 'transfiguratie' kan alleen begrepen worden in relatie tot de vraag naar de zin van Jezus' leven en sterven. Vandaar ook die aanwijzing: Vertelt niemand dit gezicht, voordat de Zoon des mensen uit de dood is opgewekt. Het verhaal heeft betrekking op 'het wezen van Jezus' zoals dat achteraf, toen zijn leven al voorbij was, werd gezien: de 'transfiguratie' is een verhaal van na Pasen. Daarin gaat het niet zozeer over de historische Jezus, als wel over wat wel 'het Christusgebeuren' is genoemd. In zijn leven heeft men achteraf iets herkend van Mozes, de gestalte die met de Tora door de eeuwen heen een stempel heeft gedrukt op de 'way-of-life' van zijn volk; maar ook van de betekeins Elia, die door zijn strijd tegen magie en bijgeloof de grondslag heeft gelegd voor een spiritueel monotheïsme, zag men veel in het leven van Jezus terug. Zo heeft men ervaren dat de gestalte van Jezus van blijvende betekenis zou zijn: omdat hij de incarnatie was van de onzichtbare God, die hij zijn Vader noemde; omdat hij de de drager was van de Geest, die troost en geneest, die vernieuwt en gestalte geeft aan de belofte, dat elk mens mag weten 'kind van God te zijn'. Zoals dat ook voor Jezus zelf gold: "Deze is mijn Zoon, de geliefde in wie ik een welbehagen heb".

In het verhaal, zoals Mattheus het ons vertelt, wordt dit benadrukt in die eretitel 'Zoon des mensen'. Alsof gezegd wil zijn: zo ongeveer ziet de mens eruit waarover in Genesis wordt gezegd dat hij is het 'Beeld van God'.

De droom over mens-zijn in een wereld vol onrecht, vol geweld en haat, kom je alleen tegen in fragmenten van verhalen over mensen. Schillebeeks heeft daar ooit een prachtig boek over geschreven: Mensen, als verhaal van God. Maar ook Dingemans onlangs: in zijn boek over pneumatheologie, waarin hij beschrijft hoe God is neergedaald en ons nu en dan in mensen nabij komt. Door diezelfde Geest zijn ook wij misschien in staat om oog te krijgen voor de werkelijke dimensies van ons bestaan: hoogten en diepten die verder reiken dan wat we met onze zintuigen waarnemen.

Kunnen wij het Paulus nazeggen, wanneer hij schrijft: "Wij verliezen de moed niet, omdat wij ons niet blindstaren op het zichtbare maar zien op het onzichtbare: want het zichtbare is maar tijdelijk, maar het onzichtbare is onvergankelijk."? Je hoeft niet religieus te zijn, om je te realiseren dat de werkelijkheid waarin je leeft niet louter uit 'feiten' en 'gebeurtenissen' bestaat. Er is meer... Ergens in het diepst van onze ziel leven de herinneringen, de verhalen, de beelden van mensen die er niet meer zijn, geluks- en pijnervaringen, angsten, en ook vele vragen die nog nooit een antwoord kregen. En daar leeft ook de verwondering. Die leefwereld, de tuin van onze ziel, is veel bepalender voor wie wij zijn en hoe wij in het leven staan, dan alles wat er aan feiten is te melden Volgens een oude traditie van de kerk is daar, ergens in het diepst van onze ziel, ook - wat wordt genoemd - de "topos tou theou" - (Grieks voor: de plaats van God): daar wordt ons van minuut tot minuut het leven geschonken. Dat is ook de plek waar die stem kan opklinken, die roept: "Jij mag er zijn. Jij bent kostbaar in mijn ogen. In jou heb ik behagen". Gesteld dat we de moed zouden hebben om te leven vanuit deze werkelijkheid, daarop te vertrouwen: zouden wij het Paulus dan niet ook nazeggen: *Wij verliezen de moed niet: ook al treedt het verval in, te oordelen naar de uitwendige mens, want ons innerlijk vernieuwt zich van dag tot dag... Een dergelijk vertrouwen moet het ook geweest zijn, dat Dag Hammarskjöld vol verlangen doet zeggen:

Gij die boven ons bent,
Gij die een van ons bent,
Gij die bent -
ook in ons
mogen allen U zien - ook in mij,
moge ik uw weg bereiden.

DE LEZINGEN:

2 Corinthe 4:16-18
.

"Neen, wij verliezen de moed niet : ook al treedt het verval in te oordelen naar de uitwendige mens, ons innerlijke leven vernieuwt zich van dag tot dag. Want de lichte last van het ene ogenblik bezorgt ons een dat alles ver te boven gaand en altijddurend gewicht van heerlijkheid, omdat wij ons niet blindstaren op het zichtbare maar zien op het onzichtbare: want het zichtbare is tijdelijk, het onzichtbare is eeuwig."


Mattheus 17: 1-13

"Zes dagen later nam Jezus Petrus en Jacobus en zijn broer Johannes mede en hij leidde hen een hoge berg op. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht. En zie, hun verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken. Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed dat wij hier zijn; indien Gij het wilt zal ik hier drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een. En terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk , en zie, een stem uit de wolk zeide: "Deze is mijn Zoon, de geliefde in wie ik een welbehagen heb; hoort naar Hem!" Toen de discipelen dit hoorden, wierpen zij zich op hun aangezicht ter aarde en werden zeer bevreesd. En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zeide: Staat op en weest niet bevreesd. Toen zij hun ogen opsloegen zagen zij niemand dan Jezus alleen. En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun, zeggende: Vertelt niemand dit gezicht, voordat de Zoon des mensen uit de dood is opgewekt. En de discipelen vroegen Hem en zeiden: Hoe kunnen dan de schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? Hij antwoordde en zeide: Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Eia reeds gekomen is en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan wat zij wilden. Zo zal ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden. Toen begrepen de discipelen, dat Hij over Johannes de Doper tot hen had gesproken.

Terug naar het begin van deze pagina

Reactie? Zend een E-mail

Terug naar de inhoudsopgave preken

Terug naar de INDEXPAGINA VAN DE WEBSITE

© A.E.J. Kaal, 2003.